7 oktober gedenken: over de grens gaan

‘7 oktober’ gedenken is een grens overschrijden. Kant zegt dat het leven ons vragen opgeeft waarop we geen antwoord hebben, maar die we niettemin niet uit de weg mogen gaan. Mij laat ‘7 oktober’ als eenmalige, onherhaalbare gebeurtenis, die nooit had mogen plaats vinden, niet los. Mijn houvast is het morele oordeel. Moreel oordelen dwingt mij te onderzoeken. Het dwingt mij te onderzoeken of een handeling in overstemming is met de gerechtigheid. Of recht wordt gedaan aan de ander. We onderzoeken niet een mening, maar een daad. Een nauwkeurig omschreven handeling. Dat leerde ik van Hannah Arendt’s boek over Adolf Eichmann. Niet zijn meningen stonden terecht, zelfs niet zijn persoon, maar zijn daden.  Zo ook ‘7 oktober’. We onderzoeken de handelingen van Hamas en de mensen die in naam van Hamas deze handelingen organiseerden en verrichten. 

Dat laat maar één conclusie toe: er bestaat geen universum waarin de daden van Hamas op 7 oktober gerechtvaardigd zouden zijn. Er zijn geen verzachtende of verontschuldigende omstandigheden. Het was geen oorlogsdaad, en ook geen verzetsdaad. Geen ‘crime of resistance’, geen ‘crime of war’. Die laten zich wellicht rechtvaardigen of begrijpen, al heb je er geen begrip voor. Het was geen morele dwaling, een verkeerde afweging. Maar een misdaad tegen de menselijkheid. Een misdaad begaan aan Joodse mensen, burgers van de staat Israël. Het was een daad van absolute, radicale slechtheid. ‘7 oktober’ is wel een pogrom genoemd, de beruchte spontane oprisping van anti-Joods geweld.  Maar, zo weten we nu, het was geen pogrom. Het was een Sonderkommando onder Palestijnse vlag. Met deze erkenning begint ieder oprecht gedenken. 

Oprecht gedenken – Dat maakt de slachtoffers van 7 oktober tot absolute slachtoffers. Voor hen is er na 7 oktober geen 8 oktober. Absolute slachtoffers laten zich moeilijk gedenken. Het is als het oprichten van een monument voor de Onbekende Soldaat. Niettemin ligt het hier anders. We kennen alle absolute slachtoffers van naam en gezicht. We kennen hun leven. We kennen hun onschuld. Ze dansten… en werden doorzeefd met kogels, verkracht, in brand gestoken. Dat had nooit mogen gebeuren en de daders brachten niet alleen mensen, niet alleen Joden, niet alleen dansers, maar de menselijkheid zelf om het leven.

Oprecht gedenken – Op 7 oktober beroofde Hamas ook de Palestijnen van hun onschuld – ook zij moeten met de last van ‘7 oktober’ leven. En niet alleen zij. Maar iedereen die de Palestijnse zaak een warm hart toedraagt. ‘7 oktober’ laat zich niet vergoelijken door ‘6 oktober’. De bereidheid te erkennen dat ‘7 oktober’ een onverzoenlijke en onvergeeflijke misdaad is, die uit naam van de Palestijnse Zaak is verricht, is niet het einde, maar misschien, heel misschien, het begin van een toekomst waarin voor ‘7 oktobers’ geen plaats meer is. 

Oprecht gedenken – ‘7 oktober’ betekent ook gedenken dat ik, dat wij – wij Europeanen – een monster hebben geschapen dat alleen nog maar meer ‘7 oktobers’ zal scheppen als wij de schuld voor de historische verdrijving van Joden uit het Europa van de Pale, uit Wenen, uit Berlijn, uit Amsterdam niet op ons nemen. We hebben iets goed te maken. Wij hadden dat moeten verhinderen. We hebben iets recht te zetten. Ik weet niet hoe. Maar dat wij deze schuld dragen staat voor mij onherroepelijk vast. 

Hoe moet je deze dansende, onschuldige mensen gedenken? Ik weet het niet. Niet wegkijken is wel het minste. Erkennen dat dit is wat op 7 oktober gebeurde: deze daad. Dit absolute, onverzoenbare en onvergeeflijke kwaad. En hardop uitspreken – minstens een dag per jaar – dat we, wederom, het absolute kwaad hebben gezien. Kwaad begaan door mensen, waar wij, als mensen van goede wil – aan welke kant van de grenzen die ons scheiden we ons ook moge bevinden – niet mee kunnen leven.